Categorieën

Service

Herinneringen aan de Hoogstraat van weleer en hoop op een betere toekomst

Herinneringen aan de Hoogstraat van weleer en hoop op een betere toekomst
Winkelen

Herinneringen aan de Hoogstraat van weleer en hoop op een betere toekomst

  • Han van der Horst
  • 15-07-2018
  • Winkelen
Herinneringen aan de Hoogstraat van weleer en hoop op een betere toekomst
COLUMN - Van de week kwam ik langs bij de Shop, een soort hoofdkwartier van waaruit de door de gemeente gewenste wedergeboorte van de Hoogstraat wordt geregeld. Er is daar een kleine tentoonstelling te zien over de geplande veranderingen die volgend jaar hun beslag moeten krijgen. Je kunt er ook een mooie brochure oppikken die een en ander in beeld bracht. Toen ik daar in stond te bladeren, begon zich voor mijn geestesoog een film af te spelen. Ik was weer kind in de jaren vijftig.

Op zaterdagmiddag kwam mijn vader net als de meeste andere Schiedamse mannen van zijn werk thuis. Hij legde zijn loonzakje gesloten op tafel. Mijn moeder opende dit en gaf hem zakgeld voor de nieuwe week. De rest deed zij in haar eigen portemonnee. Daarna kregen wij soep, meestal groente- of tomatensoep, bij wijze van uitzondering in de winter erwtensoep of – feest – bruine bonensoep. Na de maaltijd schoor mijn vader zich zorgvuldig, net als de meeste andere Schiedamse mannen. Hij trok een net pak aan. Vervolgens gingen mijn vader en moeder gearmd de straat op met mij in het kielzog.

Hun eerste bestemming was Arcade op de Lange Haven, waar nu onlangs dat prachtige hotel is geopend. Daar zetelde de correspondent van de Christelijke Volksbank. Mijn vader zette een rijksdaalder op het spaarbankboekje.

Dit was echter niet het hoofd- maar het nevendoel van de wandeling. Wij gingen winkels kijken op de Hoogstraat. Je moest daar voetje voor voetje lopen, want bijna alle andere mannen van Schiedam zagen zich net als mijn vader door hun echtgenotes verplicht om dat ook te doen – geschoren en met een net pak aan. Dit hoorde zo en heette 'naar de stad gaan'.

De Hoogstraat kende lange smalle trottoirs. Boven onze hoofden hingen aan draden elektrische straatlantaarns, maar in de herfst – als het vroeg donker werd – straalde het meeste licht uit de volgestouwde etalages van de talloze winkeltjes. Ketens had je niet op de Hoogstraat. Daarvoor moest je naar de Broersvest en de Koemarkt met Bervoets en Hema. Uitzondering op die regel werd gevormd door twee kruidenierswinkels van De Gruyter. Voor het overige waren het familiezaakjes met soms markante exploitanten, zoals meneer Rebers van de katholieke boekhandel op de hoek van de Zwaansteeg of de man met de enorme neus achter de toonbank van Waar dat Wiel Draait. Dat was de bekendste ijzerzaak van de stad.

Daar ongeveer naast was een oude opticien gevestigd met een prachtige profetenbaard. Van Roon heette hij, geloof ik. In de etalage lag een enorme bijbel met een vergrootglas – ook te koop – bij een passage die meneer Van Roon op dat moment onder de aandacht wilde brengen. ¨Hij heeft zijn eigen gelofie¨, zei mijn moeder, die van haar levensdagen niet bij een ándere brillenzaak is binnengeweest tot meneer Van Roon ermee ophield.

Ik zelf was alleen geïnteresseerd in de etalages van de speelgoedwinkels. Dat waren er vijf: de Ooievaar (met stoommachines in de smalle etalage aan de kop van de Zwaansteeg), Bokhorst, Prins en Bramnoordijk. Ik vraag me nog steeds af hoe die lui aan een boterham kwamen met zo veel concurrentie. Natuurlijk was het wel veel drukker dan tegenwoordig op de Hoogstraat, maar de meeste Schiedammers hadden in die tijd echt niet veel centen in hun portemonnee.

Door de week nam mijn moeder mij ook wel mee naar de stad. Ze was dan meestal in het gezelschap van oma. Dan kon je vaak zo´n enorme wagen zien staan van Van Gend en Loos met twee zware, snuivende trekpaarden ervoor. Zij hadden een belangrijk deel van de bevoorrading in handen. Daarom moest je op de Hoogstraat vaak genoeg om de paardenvijgen heen laveren en zorgen dat je je nek niet brak vanwege de stoepranden.

Dat alles kwam mij voor de geest bij Shop. Het ontwerp van de vernieuwde Hoogstraat is namelijk geïnspireerd door die oude tijd. Er komen geen stoepen meer maar wel – gelijkvloerse – trottoirbanden langs de gevels. De afschuwelijke straatverlichting maakt plaats voor nephistorische lantaarns aan de gevel, net als op de Grote Markt maar van een ander model. Zo hoopt men de sfeer van vroeger weer een beetje terug te krijgen. Volgens mij gaat dat lukken. Niet dat het ooit nog zo druk zal worden op de Hoogstraat als een halve eeuw geleden.

Daarvoor zijn de tijden te zeer veranderd. Daarvoor zijn ook de winkelgewoontes

te drastisch gewijzigd. In de jaren vijftig bestonden er nog geen supermarkten. Albert Heijn had één experimentele zelfbedieningswinkel op de Oranjestraat en dat was het. De meeste mensen konden zich geen koelkasten veroorloven, laat staan vrieskisten. Daarom deden zij de hele week door boodschappen – kleine beetjes bij bakker, slager, groenteboer en kruidenier. Er was geen sprake van dat je voor de hele week bij Lidl of Aldi insloeg. En internetwinkels bestonden zelfs niet in science fiction hoorspelen zoals Monus de Man van de Maan.

Toch zal het door deze ingrepen gezelliger worden op de Hoogstraat. Dat is een ding dat zeker is.