Categorieën

Service

Kegelwind was het geheim van orgelbouwer Adriaan Standaart

Kegelwind was het geheim van orgelbouwer Adriaan Standaart
Uit

Kegelwind was het geheim van orgelbouwer Adriaan Standaart

  • Kor Kegel
  • 11-01-2018
  • Uit
Kegelwind was het geheim van orgelbouwer Adriaan Standaart

Deze foto is uit 1952, toen Adriaan Standaart en zijn vrouw op visite waren bij hun zoon Cor aan de Lange Haven 79. In dit pand woont tegenwoordig beeldend kunstenaar Adrianus van Otterloo; familiefoto, met dank aan Corine Standaart


TERZIJDE – Het is vandaag zestig jaar geleden dat Adriaan Standaart overleed. Hij was een van de beroemdste orgelbouwers van Europa en had zijn bedrijf gedurende twaalf jaar in Schiedam. Dat was voldoende om hem als ‘Schiedammer’ in te lijven. Wat mij vooral fascineerde, was dat zijn moderne orgels een pneumatische kegellade met inlatende wind hadden. Een kegellade met inlatende wind… hierbij werd de speeltafelwind uit de hoofdbalg aangevoerd.

Adrianus Willem Jacobus Standaart was een zondagskind, geboren op 12 februari 1882 in Rotterdam. Hij was genoemd naar zijn grootvader van moeders kant, Adrianus van de Haspel (1824-1911), orgelbouwer bij Kam & Van der Meulen, vooral actief in de Rotterdamse regio, maar leverancier van orgels in het hele land. Zijn opa was er mede-eigenaar van. De andere firmanten waren opgeleid bij Bätz en Van Dam. Het bedrijf werd in 1869 opgeheven en Adriaan van der Haspel ging verder als zelfstandig orgelbouwer. Hij bracht zijn kleinzoon de liefde voor het vak bij.

Het echte ambacht leerde Adriaan bij de wereldvermaarde orgelbouwer Pieter Maarschalkerweerd in Utrecht. Diens zoon Michaël kwam ook in de firma en deze ging met zijn tijd mee en bracht vernieuwing aan, zoals de pneumatische kegellade. Michaël ging ook over op een fabrieksmatige aanpak, zoals hij dat in Parijs had gezien bij de beroemde orgelbouwer Cavaillé-Coll met zijn Manufacture d'Orgues d' Eglise. Onder invloed van wat hij in Parijs gehoord en gezien had bouwde Michaël orgels die meer geschikt waren voor het spelen van negentiende-eeuwse romantische werken dan voor de uitvoering van barokmuziek. Het orgel in het Concertgebouw is een van de bekendste Maarschalkerweerd-orgels.
 
Adriaan Standaart keerde in 1900 terug in Rotterdam, vakbekwaam opgeleid en nog slechts achttien jaar oud. Opa Adriaan was als gevorderde zeventigplusser aan het afbouwen, maar had vreugde in het pionieren van zijn kleinzoon. Zo kwam het dat Adriaan Standaart in 1904 met behulp van opa een eigen orgelmakerij kon oprichten onder de naam: Ateliers voor Kerkorgelbouw A. Standaart, gevestigd aan de Scheepmakershaven in Rotterdam. Zoals Adriaan bij de Maarschalkerweerds had gezien, koos hij ook voor een fabrieksmatige opzet, waardoor hij de orgels tegen een voordelige prijs kon leveren. Zodoende veranderde de bedrijfsnaam in N.V. Standaart’s Orgelfabrieken, inmiddels verhuisd naar de Raephorststraat in het Oude Noorden van Rotterdam en later gevestigd aan de Zoomstraat, iets verderop in de wijk. Maar met de verhuizing naar de Gerrit van der Lindenstraat in het Nieuwe Westen kwam hij al dichter bij Schiedam.

Tot 1920 bouwde Standaart alleen kerkorgels, maar daarna specialiseerde hij zich in orgels voor concertzalen en ook bioscopen, zodat de ‘stomme films’ van geluid konden worden voorzien. In 1923 kwam Standaart naar Schiedam en vestigde het bedrijf zich aan de Noordvest 18. Er werkten veertig man. Standaart fabriceerde eenklavierorgels met een degelijke mechanische tractuur, opgebouwd met aangekochte fronten en andere materialen, maar meestal leverde hij orgels met de moderne pneumatische kegellade met inlatende wind. Hier waren de windlades met cancellen vervangen door windlades met kegelvormige ventielen, vandaar de naam kegellade. Daarbij heb je niet langer gemeenschappelijke cancellen voor alle pijpen voor een zelfde noot, maar een kegelventiel onder elke pijp of koor van cornetpijpen, de mixtuur.

De theaterorgels hadden praktisch altijd een pneumatische tractuur. Standaart bouwde in Schiedam meer dan veertig orgels voor theaters in het hele land, maar ook het VARA-orgel, het stadhuisorgel op de Coolsingel in Rotterdam en in Schiedam het kerkorgel van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB aan de Westvest 90 en het Passagetheater, waar Joop Walvis beroemd mee werd.

Maar in 1935 ging de orgelfabriek failliet. Er waren in de crisistijd van het interbellum te weinig theaters.

Een jaar na de Tweede Wereldoorlog vroeg Adriaans jongste zoon Cor Standaart een hinderwetvergunning aan voor de voortzetting van het bedrijf aan de Noordvest. Zijn oudste zoon, Adriaan jr., emigreerde in 1946 naar Virginia, waar hij in Suffolk de Standaart Organ Company oprichtte. Het bedrijf in Schiedam bloeide op. In 1948 berichtte de Zierikzeesche Nieuwsbode dat Standaart een methode had bedacht, waarmee je met een accordeon het orgel kon bespelen. Zo kon de organist temidden van het publiek het orgel laten klinken.

Cor Standaart ontwikkelde zich tot een fameuze organist en trad vaak op als plaatsvervanger van Cor Steyn. In 1950 verhuisde Orgelfabriek Standaart naar de Kreupelstraat 10, waar het zich toelegde op restauratie van een aantal van de 285 zelfgebouwde orgels. Cor Standaart legde zich meer toe op de ontwikkeling van cinema-orgels. Bij zijn dood in 1976, op zestigjarige leeftijd, werd de bedrijfsvoering beëindigd.