Categorieën

Service

Het pientere pookje

Het pientere pookje
Uit

Het pientere pookje

  • Han van der Horst
  • 25-09-2022
  • Uit
Het pientere pookje

COLUMN - Verleden weekend werd de stad opgevrolijkt door een grote stoet Fiat 500´s. Het was een groot succes en het is te hopen dat oud-burgemeester Scheeres nu deze handschoen oppakt: hij is een erkend liefhebber van de Lelijke Eend, de Citroën 2cv. Zou het niet geweldig zijn als hij en de leden van zijn vereniging eens een parade of zelfs een jaarcongres hielden in onze stad. Een mooie activiteit voor het 750-jarig bestaan!

Auto´s uit de jaren vijftig en zestig doen mij altijd denken aan de dagen dat mijn vader voor het eerst een wagen kocht. Dat werd mogelijk door de loonexplosie van 1963 en een  erfenisje. Hij kocht meteen een nieuwe  want tweede hands vertrouwde hij niet.

De Schiedammers waren langzaam maar zeker aan het motoriseren. Je kon dat goed zien op de Rembrandtlaan in Het Westen want die stond van het begin tot eind vol met tweedehandsauto´s. Slimme handelaren boden ze te koop  aan. Vaak waren het Opeltjes en Fords uit Duitsland, waarvan de groene kleur hun militaire afkomst verried. Er bestonden ook automarkten. De beruchtste werd gehouden in Utrecht. Van keuringen of garanties was in die jaren nog geen sprake. 

Als je in deze schimmige wereld een wagen kocht, had je grote kans dat het een weer tot enig leven gewekt Duits schadegeval was. Je kon de herkomst oen aan de letters op het nummerbord zien. Grappenmakers zeiden dat DD stond voor Duitse Deuk en JT voor jongste teleurstelling. 

Mijn vader was dus een voorzichtig man die van oude rotzooi niets moest hebben en koopjes altijd wantrouwde. Daar zat wat achter, meende hij. Goedkoop was duurkoop.

Dat maakte hem tot een zeer merkvast man. Lampen, radio´s en televisies moesten altijd van Philips zijn. Radio Overdijk op de Hoogstraat passeerde hij met misprijzen: daar verkochten ze Nordmende en Graetz. Moest mijn vader niets van hebben. Bovendien was het een afbetalingszaak. En een stofzuiger kon alleen maar van Holland Electro zijn.

Het was dan ook zonneklaar dat zijn eerste auto een Daffodil moest wezen, de Nederlandse personenwagen uit Eindhoven, ook al de stad van Philips.

Sinds 1959 produceerden Van Doorne´s Autofabrieken personenwagentjes. Ze waren voorzien van een eigen uitvinding: automatische schakeling. Je hoefde alleen maar de motor te starten en vervolgens de voet op het gaspedaal te zetten. De DAF deed alles zelf. Schakelen was overbodig geworden. ¨Het pientere pookje¨ noemden ze deze vinding. Er werd uitgebreid en rampzalig reclame voor gemaakt. De Daf was voor mensen die schakelen maar moeilijk en ingewikkeld vonden. Zo kreeg de Nederlandse personenwagen het imago van een oudemannetjeskoekblik en dat heeft het succes voor een belangrijk gedeelte in de weg gestaan.

Mijn vader echter deed examen voor een beperkt rijbewijs dat hem alleen maar toestond auto´s te besturen met een automatische schakeling. In de wekelijkse bijeenkomsten met zijn broers en hun families bij opa en oma deed hij schamper over 'schakelwagens'. Er werd echter de spot met hem gedreven. Mijn omes echoden de stamtafelverhalen: schakelen was sportief. Een Daffodil was geen echte auto en zijn bestuurder geen echte chauffeur. 

Mijn moeder besloot uiteindelijk geen rijbewijs te halen. Zij beperkte zich ertoe vanaf de achterbank continu aanwijzingen te geven. Mijn vader is daarover nooit in toorn ontstoken. Hij reed voorzichtig en maandenlang slechts kleine afstanden. Achteraf moet ik vaststellen hoe Spartaans die Daffodil eigenlijk was met zijn skai bekleding. Er zat geeneens een benzinemeter in. Als de tank nog maar tien liter bevatte, ging er een rood lampje branden. ¨Een op zeventien¨, zei mijn vader trots en hij maakte eigenaars van Amerikaanse bakken belachelijk. Die liepen een op zeven. De vader van een schoolvriend van mij reed altijd in tweede hands Amerikanen die dienst hadden gedaan als taxi. Met mijn hersens gaf ik mijn vader gelijk maar met mijn hart niet. Als er ergens een Ford, een Chevrolet of een Buick langs de straat stond, ging ik er altijd in kijken. Ze waren vanwege dat hoge benzineverbruik tweede hands heel betaalbaar. Een paar maanden terug trouwens zag ik bij een garage op de Warande een pracht van een Studebaker staan uit 1951. Zondige verlangens zijn dat in deze tijden van energieschaarste.