Categorieën

Service

De Havenkerk is gered

De Havenkerk is gered
Uit

De Havenkerk is gered

  • Han van der Horst
  • 05-08-2018
  • Uit
De Havenkerk is gered

De Havenkerk als evenementenlocatie, zoals hier bij het Suikerzoet Filmfestival

COLUMN - Met de overdracht aan het landelijk operend bedrijf Boei is de Havenkerk gered. Deze niet uit winstoogmerk opererende onderneming stelt zich al enkele tientallen jaren lang ten doel om industrieel erfgoed te redden dat aan zijn oorspronkelijke bestemming is onttrokken. Sinds een aantal jaren houdt Boei ook religieuze monumenten in stand door er bestemmingen voor te vinden waarmee het onderhoud in ieder geval deels kan worden betaald.

De Havenkerk wordt een evenementenlocatie met manifestaties en bijeenkomsten die passen bij het karakter van het gebouw. Ik geef je op een briefje: dat komt helemaal in orde. Boei is een onderneming waarin overheid en bedrijfsleven samenwerken. Die kán dat. Die zullen de Havenkerk voor Schiedam behouden. Het gebouw is te kostbaar om het toe te vertrouwen aan gelegenheidscombinaties van goedwillende amateurs uit Schiedam zelf.

Het is een teer gebouw. Dat weet ik, want ooit werd ik er aan het handje van papa en mama wekelijks heen gebracht. We hoorden eigenlijk bij de Frankelandsekerk, een monumentaal gebouw dat de sloopwoede van de jaren zestig niet heeft overleefd, maar wij vonden de Havenkerk veel gezelliger. Ze werd in tegenstelling tot onze eigen parochie bediend door paters Dominicanen in zwart-witte pijen, die robuust konden preken, in tegenstelling tot de zijige zeikerds (woordkeus van mijn vader) die de pastorie van de Frankelandsekerk bewoonden. Dat waren wereldheren. Hij had trouwens niet helemaal gelijk, mijn vader, want deken Reijnen was niet misselijk en bestierde zijn gelovigen in Schiedam met ijzeren hand.

Wij echter meden de Frankelandsekerk en namen plaats rechts van de preekstoel achter een pilaar bij de ingang van de kapel van O.L.V. van Schiedam. Daar bedroeg het plaatsengeld tien cent per persoon, wat mijn vader wel zat vond. Er kwamen tijdens de mis ook nog twee collecteschalen langs. En er stond in elke bank een houten kistje met drie gleuven, waar ook een paar centen in moesten onder meer voor de katholieke studenten. Vlakbij de ingang van de kapel bevond zich een offerblok voor de stille armen.

Ergens in het begin van de jaren zestig werd er gepreekt door een gedreven jonge pater. Hij wees op een grote vlek ergens tamelijk hoog op een pilaar. “Dat is geen plek, die vuil is”, riep hij uit door de krakkemikkige geluidsinstallatie, “dat is een plek die schoon is.” De kerk had een donkergrijs patina. Hij kon wit zijn, maar dan moest wel het stof van tientallen jaren worden afgekrabd. Daartoe riep de jonge pater vrijwilligers op. Hij kreeg er genoeg want Schiedam telde toen nog vier grote katholieke kerken en in het begin van de jaren zestig kwamen er in de gemeente nog drie bij. En dan tel ik de Kethelse Sint Jacobuskerk aan de Kerkweg niet eens mee.

Niet zo lang na deze schoonmaakactie moesten de gelovigen opnieuw aan de bak. Dit keer ging het niet om een schoonmaakactie, maar om de boktor die de gewelven had aangetast. Dit insect zou door zijn vraatzucht instorting van de Havenkerk veroorzaken, tenzij het rigoureus zou worden gestopt. En dat kon alleen maar door dure deskundigen worden gedaan. Wij moesten in de buidel tasten.

Ja, de Havenkerk was al meer dan een halve eeuw geleden een zorgenkind. De Dominicanen zouden het markante gebouw dan ook opgeven voor een geheel nieuwe kerk aan de Mgr. Nolenslaan. De indrukwekkende maar sombere pastorie aan de Hoogstraat verkochten zij aan de gebroeders Coster, die er een modewinkel van maakten voor vader en zoon.

Maar dat is voor een volgende keer.