Kappers vragen politiek om bescherming

SCHIEDAM – De Nederlandse kappersorganisatie ANKO vraagt de politiek om paal en perk te stellen aan oneerlijke concurrentie van haarsalons aan huis. De kappers vragen de politieke partijen om in hun programma’s voor de gemeenteraadsverkiezingen op te nemen dat er een gelijk speelveld moet zijn waar alle kapperondernemers gelijke kansen hebben.

Kappersbedrijven zijn in de winkelcentra een sociale ontmoetingsplaats. Ze zorgen ook voor aanloop naar de winkelcentra, waar ook collega-retailers van profiteren. Bovendien zijn veel professionele kappers ook erkende leerwerkbedrijven waar creatieve ondernemers een praktijkopleiding krijgen. Maar er is al een trend dat kappers hun bedrijf moeten beëindigen omdat de concurrentie in thuissalons goedkoper kan werken. Salons aan huis hebben vaak geen personeel en betalen geen winkelhuur, waardoor ze zwaar onder de gangbare tarieven kunnen werken. Ook zijn de meeste salons aan huis geen erkend leerwerkbedrijf, waardoor studenten minder praktijkervaring kunnen opdoen.

Namens de ANKO heeft voorzitter Jan Franssen zich tot alle gemeenteraden in Nederland gewend, ook die van Schiedam. De oud-Commissaris van de Koning(in) in Zuid-Holland waarschuwde eerder al dat de verhoging van het BTW-tarief voor kappersdiensten van 6 tot 21 procent liefst 5500 kappers de kop kan kosten.

De lokale politiek gaat niet over het BTW-tarief, maar de politieke partijen kunnen wel maatregelen nemen om het ambachtelijke kappersbedrijf voor de winkelcentra als trekpleisters te behouden. ANKO-directeur Wijnand van Unen vraagt om een actief beleid voor de vestiging van kapsalons. Het effect zal zijn, aldus Van Unen, dat de politiek daarmee een bijdrage levert aan de leefbaarheid van de winkelcentra en aan de lokale werkgelegenheid.

Als er niets gebeurt, waarschuwt hij, dan is er een realistisch doemscenario dat het kappersvak verdwijnt als gerenommeerd ambacht en afglijdt naar een bijverdienstebranche.